Het staldeurtje kraakte

Het staldeurtje kraakte
En wie lag op de tocht
Vader Jozef die waakte
Omdat hij vader zijn mocht

Wanhopig zocht hij timmerspullen
Maar zag ze over het hoofd
Maria had ze kunnen verhullen
Want stilte had hij haar beloofd

Hij werd snel verkouden
Maar dat deerde hem niet
Hij was zo gaan houden
Van zijn zoon en zijn griet

Het deurtje bleef open
Het kon niet meer dicht
Dat maakte het in- en uitlopen
Van minder gewicht

Dus de ezel en de os
En de herders uit de velden
Waren in ieder geval verlost
Van een dichte deur die kwelde

Wim van den Hoonaard, 16 jan. 2020