(vergelijk het gedicht ‘De moeder de vrouw’ van M. Nijhoff)
Ik ging naar Droomoord om je terug te zien.
Ik zag je niet terug. Eén van ons beiden
die elkaar vroeger bleken te verblijden,
wilde geen muren. Ik dacht nog misschien
toen ik daar was, alras werd ik weer dronken,
mijn hoofd vol van jouw landschap wijd en zijd –
liet mij door lippen uit een oneindigheid
een stem vernemen als toen mijn oren klonken.
Jij was een vrouw. Het schip dat je bevoer
kwam kolkend stroomaf door een brug gevaren.
Jij was met mij aan dek, jij stond bij ’t roer,
en wat jij zong voelde ik dat zalven waren.
O, dacht ik nu, dat daar mijn meisje voer.
Mijn God, zong ik, U kunt het slot tot het eind bewaren.
Wim van den Hoonaard