Dit is een vrijmoedig vervolg
op de ‘taligheid’ van
‘Mij spreekt de blomme
een tale’ van Guido Gezelle.
Ik stond bij de sloot waar
de woorden woonden.
Ze zwommen langs
me heen, één voor één
en in zinsverband.
Ik was verrast en
vroeg me af of er ook
complete gedichten
voorbij zouden drijven:
kwatrijnen en sonnetten,
of duistere coupletten
waar nog geen naam voor is.
Uit nieuwsgierigheid dook
ik het water in om luisterend
tussen de spraakzame woorden
door te zwemmen. Daar begreep
ik dat het water zwemmers
zocht die woorden met zich
mee konden nemen.
Toen ik uitgeput de oever
beklom, droop er poëzie
van mijn lichaam.
(eerste zin: naar Cees Nooteboom)
Jan van Laar, november 2023