Regen, regen, regen, glinsterende wegen
zwart spiegelend en nat
vallende bladeren,
het is glad
een donkere lucht jaagt de zon op de vlucht
dikke druppels biggelen langs ramen
als waren het tranen
opspattend water
doorweekt als een verzopen kater
regen, regen, regen
het wassende water is tot mijn lippen gestegen
hard stromen door goten papierjes als boten
vensters zijn beslagen
mensen vervormen en vertragen als in een droom
tot gedaanten in spuitende stoom
want als de goden huilen
kan men nergens schuilen.