Een blonde barbier met een krullebolhoofd
was bang dat zijn weelderig haar werd geroofd.
Die coupe was voor hem zijn lijfsbehoud,
de lokken bestonden uit zuiver goud.
De arme barbier had geen cent op de bank
maar had wel behoefte aan brood op de plank.
De enige truc om bankroet te ontlopen
was ’t kostbaar coiffure van zijn kop te verkopen.
Hij knipte zich kaal zonder enig scrupule,
verpakte zijn vacht in een zakje van tule.
De weegschaal stond klaar in de klein’ vestibule,
daar woog hij zijn haar op die trouwe bascule.
De kale barbier, op zijn dooie gemak,
verstopte zijn goudmijntje diep in zijn zak
en kuierde argeloos, blij naar de stad.
Pas op, man! Een rover! Zijn schat werd gejat.
De bloothoofdbarbier, nu beroofd van zijn goud,
had geld noch te eten; hij had het wel koud.
Toen na deze kaalslag nieuw haar was ontstaan,
begon dit verhaal weer van voren af aan.
Tooske Hinloopen, oktober 2022