Blaffer

Het Hondje van de Buurvrouw
blaf-blaft de hele dag.
Blaf-blaffen is de reden
waarom ik ’t kreng niet mag.

Blaf-Blaffer van de Buurvrouw
moest tijd’lijk onderdak,
want Buuf ging op retraite
in ’t stille Bergerac.

‘Wil jij op Fikkie passen?’
Ik knikte braaf van ‘Ja’,
deed pluggen in m’n oren,
Ik hoop da’ ‘k het doorsta.

Blaf-Blafbeest van de Buurvrouw
blaf-blaf, beet in mijn kuit.
Ik blafte met z’n riempje
een zweepslag op zijn snuit.

De Kleine Enkelhapper
hield een minuut zijn kop,
blaf-blafte toen weer verder,
blaf-blaf-blaf-blaf-blaf: tien uur non-stop.

Stom Blafbeest van de Buurvrouw,
hou nou toch eens je snater.
Ik greep hem bij zijn lurven
en duwde ‘m onder water.

Die Rothond van de Buurvrouw,
ellendig stuk verdriet,
het duurde tien minuten
voor ie het leven liet.

Het Hondje van de Buurvrouw
gesmoord is zijn geblaf.
Het Hondje van de Buurvrouw
ligt zwijgend in zijn graf.

‘Hé, Hondjeloze Buurvrouw
was ’t leuk in Bergerac?’
Boos blaft’ ze me de huid vol,
ha ha, kreeg een attaque.

Tooske Hinloopen, november 2023