‘Ik loop even met je mee,
tot de kruising, tot het plein.’
Halverwege ging je terug,
ik liep verder naar de trein.
‘ ‘k Loop een stukje met je mee.’
Aan het einde van de straat
bleef je wachten. Ik moest vlug
naar ’t station, ik was al laat.
‘ ‘k Loop zo graag wat met je mee.’
Ach, je stopte bij de deur.
Toch een glimlach, ook een zucht.
Ik had haast, wat ik betreur.
‘ ‘k Loop vandaag niet met je mee.’
Nog gekleed in kamerjas
‘k Zag je met je zere rug
zachtjes zwaaien achter ’t glas.
Tooske Hinloopen, september 2023