Ik had van alles geprobeerd
om in jouw blikveld te komen.
Wat ik ook deed, het viel verkeerd;
ik mocht slechts van je dromen.
Ik hing gedichten voor je raam,
bestookte je met bloemen.
Eens schreef ik in de sneeuw je naam,
toen ik je op zag doemen.
Ten langen leste zong ik maar
een liedje van verlangen.
Je oren bleken dat zowaar
probleemloos op te vangen.
Je glimlach toonde me al snel
wat je van mij verwachtte.
Jij maakte met ons minnespel
een einde aan mijn smachten.