Mijn zusje heeft asperger,
mijn broer is morfinist.
Mijn vader, nog veel erger,
die ligt al in zijn kist.
Mijn oma is wat in de war,
haar hulproep klinkt steeds harder.
Haar man, voorheen een krasse knar,
is echter nog verwarder.
Mijn neef, die potloodventer,
heeft covis negentien.
Hem mijden is urgenter
dan dat het was voordien.
Mijn nicht is nymfomaan,
haar zus is nymfomaner.
Zus één is zelfvoldaan,
de tweede zelfvoldaner.
Ook heb ik nog een zwager,
dat is zo’n rare ziel.
Hij is niet slechts te mager,
maar ook nog pedofiel
Dan oom Jan, de bigamist.
Zijn beide vrouwen, oogstrelend
mooi als paarse amethist,
klagen steevast alles delend.
Zelf ben ik heel gewoontjes,
zo af en toe wat nukkig.
Trots zeven zotte zoontjes
ben ik nog vrij gelukkig.
Tinus Derks