languit in ’t gras
wist ik alras
ik werd die ik
gebleven was
ik dronk een glas
ik deed een plas
en werd die ik
gebleven was
zo in mijn sas
met badedas
werd ik die ik
gebleven was
met een grimas
gaf ik plankgas
werd niet die ik
tot dan toe was
geen kaal karkas
maar as tot as
verstrooid toen ik
er bijna was