Vannacht was ik weer eens
in mijn oude school.
In de administratieruimte
stond ik gewoon mezelf te zijn.
Plotseling stond voor de balie,
sterk vermagerd, mijn vader.
Ik was niet eens verbaasd,
hoewel ik heel goed besefte,
dat hij al meer dan veertig jaar
dood was.
Ik kuste hem tot mijn eigen
verbazing, want dat heb ik
sinds mijn kindertijd
nooit meer gedaan.
Omdat ik bang was dat hij
in het Drents tegen me zou
beginnen, nam ik hem gauw
mee naar mijn conrectorkamer.
Onderweg daarheen deelde hij
me mee, dat ze hem benoemd
hadden tot lid van het bestuur.
Ik vond dat geen goed idee.
Tinus Derks