(Op de wijs van het
staldeurtje kraakte.)
Het sneeuwklokje bloeide,
de kat mauwde zacht.
Toen hij het besproeide,
was zijn taak volbracht.
En knaap met een roosje
vond dat niet zo fine.
Hij zei na een poosje:
“Bitte, nicht mein Röslein”.
De kat sprak genadig:
“Wat dacht u meneer?
dat lijkt me misdadig,
want doornen doen zeer”.
Tinus Derks