Zelfportret

Een vrije vogel noem ik me –
nadat mij allen zijn ontvlogen
kon ik voor het eerst
mijn eigen kant op gaan

Voor het eerst een eigen hol gegraven
hoog boven stad en straat
voor ‘t eerst eens een voorzichtig pogen
te doen wat mij ten diepste raakt

Van huis uit te veel meegekregen
de halve wereld op mijn nek
is het nu tijd te peinzen over
wat het leven zelf mij reikt

Maar nee – vanuit mijn hoge zetel
zie ik ze komen vluchtenden
halsstarrig blijft men ze zo noemen
terwijl het volksverhuizers zijn

Kan ik wel blijven in mijn toren
welke tijden luiden ze in? –
voor mij zijn ze te laat gekomen
hun lot niet passend bij dat van mij

Mijn zijn is vol met al datgene
wat de twintigste eeuw me bracht
niet te vergeten de vijftien van deze
die de tijd mij te denken gaf

Ik wil gaan dichten
moe van het al – spelen met woorden
rustig ontdekken wat in mij tracht
naar dat wat nog te talen valt.

Sieth Delhaas