Verstrijkt de tijd mij
of doe ik hem verstrijken?
Mijn leven lang al
kom ik tijd te kort
Ik dacht dat het wel beter werd
wanneer ik ouder word
maar tijd hoe schoon ook ingedeeld
door koppen extreem knap
door eeuwen heen partitiërend
verleden en verschiet
delend in punten, sterren, manen
al naar hun gelang
Nooit strookt het met mijn wentelen
mijn driedimensionaal bestaan
buiten berekening van keien
binnen ’s grijsaard tij
Mijn leven is een kenteren
dat ik ’t altijd
red, net, tot ik me aantref
voor een nieuw bestek: de eeuwigheid