Hij schoot te laat om nog mijn ochtendkrant te halen
daarom misschien bleven ze schimmen
klevend aan door tranen omhuigde stemmen
de negenenveertig van het vrijdagmiddaggebed
schaduwen in contouren
korrelig op vergankelijk stramien
geen passe-partout bij wat men vertelde
– zo niet te geloven -.
Zij zochten – zo sprak zij – een veilige haven
weg uit die syrische hel
hoe ver kon je vluchten
om zeker te zijn
op de kaart vonden hun vingers
twee groengele veegjes in een zee van water
hoopgevend ver
Tussen douche en ontbijt
zag ik ze gaan de tuinman en de dood
altijd de één, onwetend de ander
En ik nam – ook die ochtend – de trein.
Sieth Delhaas
maart 2019