Nog één keer

ik zal nog één keer van je spreken
nu je beaardigd bent en eindelijk rust
van je uiteengereten leven verborgen
en krijsend aanwezig tegelijkertijd

op weg naar school een kind aan ied’re hand
deed zich de noodzaak voor ter plekke
uit je lijf te stappen nog net de juf te halen
en je om te draaien – waarheen vandaag

wat wilde zij je laten zien je godelieve
zoals ze zich aan jou steeds openbaarde
half uit jouw leefwereld ontstaan
geleidelijker aan zich vormend naar jouw energie

die je verrukkend voerde over steden die je
aanschouwde of voor ’t eerst verheimelijkend
voor iedereen met wie je leefde
wat zij als instrument je gaf te leven

mij resten nu je rijen stamelende verzen
struikelend tussen woorden te vinden wat je altijd
al zeggen wilde welke betekenis ze bergen
die hoogst belangrijk lijken voor hen die
achterblijven en niet voor niets je leven duldden

– jij hebt die dichter toch zien lopen
die schrijft met haar lijf langs de straat?

Sieth Delhaas