‘De krant is een meneer’, is zo ongeveer
de eerste regel, die ik leerde in mijn vak, maar
toen nog gender-onbewust ging ik mijn gang
En deed wat mij te mooi leek om waar te kunnen zijn.
De wereld bood me, zie ik achteraf, om te beginnen
bij het Rapport van Rome, stromen protesten
enerzijds tegen politici, hun buiken toen nog
onder vesten met, ja, een zakhorloge,
dat niet alleen hun tijd bewaakte
Maar ook ideeën, religies, kunsten, seksen, zeden, grenzen, kapitaal,
kortom alles stond sindsdien open voor discussie.
Hoewel, dat is wat al te zacht gezegd. MP’ers al dan niet
te paard, lijken vandaag herauten van wat nu het straatvertier
bedreigt.
Nu ik herlees, in dit jaar van poëzie en schrijftechnieken,
waarmee ik vijfenveertig jaar terug begon,
de tuimelende thema’s, die mijn stellingname eisten
en ik weer van mijn lezers – weet ik -,
dat ondanks talloze tumulten en taferelen
ik onveranderd ben. Mijn wezen is gebleven
en tevreden drijf ik verder stroomafwaarts –
richting ’t allerlaatst bedrijf.
Sieth Delhaas, november 2015