het overblijfsel indrukwekkend in zichzelf
halsstarrig elk voor zich
de plek opeisend die het innam
toen alles nog omwonden was
bewegend in elkander overging
elk voor zich mementomorend
Bachs erbarme dich
dwars doorzettend
sel’ge Freud, stille Ruh
tot in der eeuwigheid
gisteren nog gouddoorschenen
hoog aan de takken
herfstzonnen lanenlang
vandaag verfomfaaid
klevend aan kletsnat plaveisel
dan de nigeriaanse meisjes
opgevist uit ons
meest zuidelijke massagraf
zes-en-twintig vodden
prostituanten ontkomen
stoffelijke overschotten
in een herfstige novembermaand
Sieth Delhaas