Aan Jeroen Bosch

mijn bleke lijf
veeg je met weerzin op het doek
mijn vrouw’lijkheid
dekkend met ongedierte
mismaak je mij tot duivels-lief

jouw meesterhand
heeft door de eeuwen heen
het mensdom ingeprent
dat vuil huist in mijn schoot
dat dood wacht in mijn armen

je kreeg een monument
’t palet gereed
om te besmeuren
aan te zetten tot gericht
de heks moet branden

voorbij, Jeroen
je kans
wij weten nu
en vechtent’rug
totdat
jij mens wilt zijn
met ons

Sieth Delhaas