Te voet gaan vraagt om schoeisel
meegaand als een huid
Te voet gaan zet je ogen aan
tot dwalen langs zoveel
dat ongezien voorbij zou gaan
Te voet gaan brengt je armen
in beweging langs je lijf
je benen ga je voelen
waren die altijd al zo ongemak’lijk stijf?
je neus vangt plots’ling geuren..
je wangen gaan weer kleuren
je ogen vangen vogels
wat zwieren die toch mooi
ik zou dat zelf wel willen
ben ik normaal gesproken
ook zo gemak’lijk uit de plooi?
Te voet gaan
kortom
brengt je dichterbij
veel
vooral ook bij jezelf
Sieth Delhaas, oktober 2021
‘Waar was God in die tijd?’
vroeg de interviewer.
Zij had natuurlijk
kunnen vragen: welke bedoel je ?
die van de christelijken of van de katholieken
die van de moslims of van de joden
die van de hindoes of van de oeigoeren
die van de boeddhisten of van de shoshones
die van de perzen of van de romeinen
die van de kerk
of van het internationale bedrijfsleven?
‘Onder mijn voeten…’
Sieth Delhaas, juli 2021
Kindergeluiden van over de camping
van onder de brug buigt stoïcijns
de rivier tussen grazige weiden
traag trillen de treinrails het spoor vooruit
onder het blauw zwieren meeuwen
bibberend op ragfijne voetjes talloze
papavers in de berm
kerkklokken klepelen godvruchtig in hemelse
wijdte
kevers besnuffelen ‘t gescheurde asfalt
Iedereen op eigen wijs
Sieth Delhaas
juni 2021
Kleinzieligheid, een woord dat zich
heeft groot gemaakt de laatste
vijftien manen
Het janken om gemiste knuffels
Nee, and’re dan de vilten monsters
die men al jaren stapelt op plekken
waar een mens werd neer geknuppeld
Het janken om gemiste glazen
bruin bruisend vocht
naast jankend geblèr over te
moeten binnen blijven
omdat een snugger monstertje
ons halfrond knus omhelsde en
ontmande.
En nu, na vijftien nieuwe manen
terug naar wat men noemt
het oud vertrouwd normaal?
Ik wil niet trug
naar wat die jankers wensen
ik wil gewoon een nieuwe start.
Wie redt ons?
Wie krijgt ons aan de praat?
Sieth Delhaas, mei 2021
Langzaam, zei mijn dochter,
valt die hele generatie om.
Ze bedoelt de mijne.
Gisteren, op mijn verjaardag,
mijn buurvrouw van
veertig jaren trug.
Vandaag mijn vriend
bij wie ik stage liep
in tachtig.
Terwijl zij stil en bleek
wachten op de dragers
oefen ik
been voor been wiebelend,
– elk dertig tellen –
mijn evenwicht bewaren,
om nog jaren mee te gaan.
Sieth Delhaas
mei 2021