De trein op weg naar elders,
De dichter die van elders droomt…
(Léon-Paul Fargue, 1876 – 1947)
’s Morgens in de vroegte, netjes op een rij,
reed een vijftal wagentjes met Amsterdamse loc
de ijzeren spoorweg station Deventer uit,
noordoostelijk, anno negentiennegentig.
Het rode rijtuig van de DSB naar København,
de gouden koets van de PKP naar Warszawa,
de groen-gele Bundesbahnwagon richting
Berlin, Bahnhof Zoologischer Garten,
zijn er nog, met inbegrip van hun bestemming,
maar doen al tijden de IJssel niet meer aan;
ergens, ontheemd, staan de compartimenten die
snel daarná nergens meer naar toe konden,
bij gebrek aan een land van terugkomst.
Waarheen moest het donkerder geel-groene
van de Reichsbahn, bij ontstentenis,
ener Hauptstadt der DDR?
Waarheen het groen als de taiga blinkende,
vol zielen, vol sigaretten,
van de Sovétskij Zeléznaja Doróga
zonder MOCKBA – CCCP?
Het gebouw echter vierde zeventig jaar en ging
met blakende baksteenwangen op naar de honderd…
P.B. Kempe