Gently I wave the visible world away,
Far off, I hear a roar, afar yet near,
Far off and strange, a voice is in my ear,
And is the voice my own? The words I say
Fall strangely, like a dream, across the day;
And the dim sunshine is a dream, How clear,
New as the world to lovers’ eyes, appear
The men and women passing on their way!
The world is very fair, the hours are all
Linkes in a dance of mere forgetfulness,
I am at peace with God and man. O glide,
Sands of the hour-glass that I count not, fall
Serenely: scarce I feel your soft caress,
Rocked on this dreamy and indifferent tide.
Arthur Symons (1865 – 1945)
Vertaling: P.B. Kempe
De absinth-drinker
Ik wuif de wereld voor mijn ogen weg.
Een razen hoor ik, ver maar toch nabij:
Een vreemde stem – en is die stem van mij? –
Klinkt in mijn oor; de woorden die ik zeg
Vallen als vreemde dromen door de dag;
Het vage zonlicht is een droom, Fraai zijn
De mannen, vrouwen die mij gaan voorbij,
Alsof het pril-verliefde oog hen zag!
Schoon is de wereld, Uren zonder tal
Gaan dansend samen in vergetelmaat,
Ik ben verzoend met God en mens, O val
Gerust, zandloperkorrels die ik niet
Meer tel: nog zacht word ik door u geraakt,
Op dit roerloze droomgetij gewiegd.