in een driedubbele limerick
i.
Drie wijzen trokken door Diepenveen,
zIj waren moe en vel over been,
Ootmoediglijk offerden zij
mirr’, wierook ende goud op rij,
en offreerden hun lastdier een peen.
II
Een os en een ezel in Eefde
Bestampten de stal tot die beefde.
Van de herrie werd naar
heel de engelenschaar,
zodat die naar Deventer zweefde.
III
De herdertjes lagen bij Epse,
maar werden gestoken door wepsen.
“Dit is niet hun seizoen!
Waar toch blijft het fatsoen?”
riepen zij – ‘’kom, opstaan, en mep ze!”
P.B. Kempe, december 2022