Pieter Bas Kempe

AUF WAS NUN EINMAL IST
Manchmal fragt man sich: ist das das Leben?
Manchmal weiss man nicht: ist dies das Wesen?
Wenn du aufwachst, ist die Klappe zu,
Nichts eratmet, alles angelesen,
siehe, das bist du.

Und du denkst vielleicht: ich gehe unter,
bodenlos und fürchterlich…
Einer aus dem grossen Graupelhaufen,
nur um einen kleinen Flicken bunter,
siehe, das bin ich.

Aber dann, aufeinmalso, beim Schlendern,
lockert sich die Dichtung, bricht die Schale,
fliegen Funken zwischen Hut und Schuh;
dieser ganz bestimmte Schlencker aus der Richtung,
dieser Stich ins Unnormale,
was nur einmal ist und auch nicht umzuändern,
siehe, das bist du.

Peter Rühmkorf (1929 – 2008)
(vertaald uit het Duits door P.B. Kempe)


OP AL WAT ENIG IS
Soms vraagt men zich af: is dàt het leven?
Soms heeft men geen weet: is dìt het wezen?
Wakker worden aan de onderzij:
Niets doorademd, alles doorgelezen,
Kijk eens: dat ben jij.

En je denkt misschien: ik ga ten onder,
Bodemloos, verschrikkelijk…,
mosterdzaadje van de grote hoop,
hier en daar nog net een beetje bonter
kijk eens: dat ben ik.

Maar volkomen onverwacht, bij ’t wandelen,
breekt de schaal, is de verstopping over,
komen tussen hoed en schoenen vonken vrij;
dit ommetje met voorbedachten rade,
deze slag in de lucht van ’t ongewone,
al wat enig is, niet veranderen,
kijk eens: dat ben jij.

(Egon Erwin Kisch, de ‘Razenden Reporter’,
Bericht anno 1948 van achter zijn stamtafel
in Praag, kort voor zijn dood)

Jedovna heet het hier, ofwel Vergifkroeg:
kuuroord vol kruidenbitter en Pilsener
waar ik genees, of niet, zoals die baron
tegenover mij, Hollander, vol hartzeer
om een schrijnende plek op zijn ver landgoed

waar het, onder wanhopig blauwe hemel,
te midden der adelskleuren van juweel,
al eeuwen geurt naar de taxus, venijnboom,
als een gifschip naar de overkant leidend
Elckerlyc die langs het verbodene schampt –

reeuws riekt het dan ook aan de overzijde,
waar een paard na negentien bruidsetmalen
barones Julia, bloem van het geslacht,
van haar hoge positie wierp en doodde,
1948, zegt de gedenksteen….

Vergif alom, waaraan wij sterven, of niet:
Edel dier of roofdier, wolf snuift aan ons lijf…

P.B. Kempe, augustus 2016

Maar neem de landerijen weg en wat blijft er over?
Wat verloren is, wat onbereikbaar is geworden,
zoals het zicht vanuit het dorp, het gedicht op het dorp…

Zo zij het, als beschonkenen volgens dronkemansaard
En kreupelhoutbrein besluiten beklinken verward als
doornen, daarmee verslagen hart en knieën bekrassend:

alles verdwenen in wervelwind, in storm in wolken
die het stof van vernietigend scheppende voeten zijn.

P.B. Kempe, juli 2024

La joven noche
Ya las lustrales aguas de la noche me absuelven
de les muchos colores y de las muchas fermas.
Ya en el jardin las aves y les astros exaltas
el regrese anhelado de las antguas normas
del sueño y de la sombra. Ya la sombra ha sellado
los espejos que copian la ficcion de las casas.
Mejor lo dijo Goethe: “ Lo cercano se aleja.”
Esas cuatre palabras cifran todo el crepuscolo.
En el jardin las rosas dejan de ser las rosas
Y quieren ser la Rosa.

Jorge Luis Borges (1899 – 1986), uit “Los conjurados /De gezworenen” (1985)

(de bewerkte Goethe-aanhaling is afkomstig uit diens “Chnesisch-deutsche Jahres- und Tageszeiten/
Chinees-Duitse Jaargetijden en Dagdelen’’, Afdeling VIII (1827): “Dämm’rung senkte sich von oben, Schon ist alle Nähe fern / Schemer daalde neer van boven Reeds is het nabije ver’’)

(vertaald uit het Spaans en Duits door P.B. Kempe)

De jonge nacht
Reeds vrijgeleid ben ik door ’t zuiver water van de nacht,
uit overdaad aan kleuren, overdaad aan vormen.
Reeds bezielen in de tuin de vogels en de sterren
de begeerde wederkeer der oudtijdse normen
van slaap en van schaduw. Reeds verzegelde schaduw
de spiegels die verzinsels van de dag nabootsen.
Goethe zei het beter: “ Het nabije verwijdert zich.”
Dit viertal woorden is geheimschrift voor de hele schemer.
In de tuin houden de rozen op de rozen
te zijn – verlangen te zijn de Roos.

Berlin in Zahlen 

Lasst uns Berlin statistisch erfassen!
Berlin ist eine ausfürlichhe Stadt,
die 190 Krankenkassen
und 916 ha Friedhöfe hat. 

53 000 Berliner sterben im Jahr,
und nur 43 000 kommen zur Welt.
Die Differenz bringt der Stadt aber keine Gefahr,
weit sie 60 000 Berliner durch Zuzug erhält.
Hurra! 

Berlin besitzt ziemlich 900 Brücken
und verbraucht an Fleisch 303 000 000 Kilogramm.
Berlin hat pro Jahr rund 40 Morde, die glücken.
Und seine breiteste Strasse heisst Kurfürstendamm. 

Berlin hat jährlich 27 600 Unfälle.
und 57 600 Bewohner verlassen Kirche und Glauben
Berlin hat 606 Konkurse, reelle und unreelle,
und 700 000 Hühner, Gänse und Tauben.
Halleluja! 

Berlin hat 20 100 Schank- und Gaststätten,
6 300 Ärzte und 8 400 Damenschneider
und 117 000 Familien, die gern eine Wohnung hätten.
Aber sie haben keine. Leider.

Ob sich das Lesen solcher Zahlen auch lohnt?
Oder ob sie nicht aufschlussreich sind und nur scheinen?
Berlin wird von 4 500 000 Menschen bewohnt
und nur, leut Statistik, von 32 600 Schweinen.
Wie meinen?
 

(1931)
 

Erich Kästner  (1899 – 1974)


Berlijn in cijfers 

Laat ons Berlijn bij de statistieken pakken!
De stad Berlijn beslaat een groot gebied,
waar men 916 ha dodenakker
en 190 ziekenfondsen ziet. 

53 000 sterfgevallen telt Berlijn per jaar,
tegen slechts 43 000 zuigelingen.
Het verschil brengt de stad echter niet in gevaar:
van buiten komen 60 000 Berlijnse nieuwelingen.
Hoera! 

Berlijn bezit bijna 900 bruggen
en verbruikt aan vlees 303 000 000 kilogram.
Elk jaar ziet men zo’n 40 moordpogingen lukken.
En de breedste straat van Berlijn heet Kurfürstendamm. 

Berlijn beleeft jaarlijks 27 600 ongevallen.
En 57 600 inwoners lopen kerk en godsdienst uit.
Berlijn telt 606 bankroeten, echte en vervalste,
en met 700 000 zijn hoender, gans en duif.
Halleluja! 

Berlijn heeft 20 100 herbergen en proeflokalen,
8 400 dameskleermakers en 6 300 doktoren,
en 117 000 gezinnen die graag huur zouden betalen.
Maar ze hebben geen woning. Potdorie. 

Of het lezen van zulke getallen betekenis heeft?
Of ze niet onthullender schijnen dan zijn?
In 4 500 000-voud in Berlijn de mens leeft
en, zeggen cijfers, slechts in 32 600-voud het zwijn.
U zei?

(1931)
Erich Kästner
(vertaald uit het Duits door P.B. Kempe)