16 juli 2023: honderdste overlijdensdag van de grote Louis Couperus
Als jongeman debuteerde hij met de
poëziebundel “Een lent van vaerzen”, waarmee hij tussen
de wal van de oudere en het schip van de jongere
generaties dichters viel; publiceerde daarna incidenteel
gedichten, waarvan hier een voorbeeld uit 1904.
Dionyzos-studiën III
Nu, lachend, speuren mijn begeer’ge oogen
Naar ied’ren sater dien ik, marmer, zie,
Beschonken neêrgezonken op éen knie,
Den wijnzak drukkende; dra zat gezogen
Loert naar een nymf hij met zijn scheel gespie:
Zijn dronken vingers bootsen lustgebogen,
Krampbevende, haar lichaam na: gedoogen
Zal hij het nooit, dat zij hem snel ontvlie.
Zijn lach grijnst breed; zijn spitse ooren trillen,
Zijn lippen, droesemrood nog, zouden willen
Haar lippen bijten met zijn dronken zoen.
In ’t marmer is zijn wil veronverwrikbaard;
Hij weet – en van voldoening spitst zijn sikbaard –
Dat Dionyzos haar geen hulp zal doen!