Nieuwe gedichten op de website
jij en ik.
Jij groot en majesteitelijk,
ik loom
en op jouw gras.
Ik wandelde in jou en
werd verliefd
op schoonheid, kunst, geschiedenis
jouw groen,
en stromend water.
Fraaie oude Hanzestad,
Deventer,
mijn hart versnelde zich door jou!
Intens
geniet ik van je.
Ik wil je twee jaar dienen,
als poëet!
Je behagen met gedichten,
zo puur,
je echt beminnen.
Benne Solinger
Mijn stad komt naar me toe met al haar straten
De roepstem van de muren
gaat aan mij voorbij, en luister…
een nieuw verhaal vertelt zich verder
De vreugde van de weg verstaat men
als geen ander, mijn eigen grond
waarop ik leef, en sterven wil.
De mooie vrouwen van weleer
duiken weg achter de ramen
Het feest dat hier begint, doet nu de ronde
door straten, over pleinen van verdriet en pijn
Ik kom jou tegen in een hoek van weer en wind
Waar storm en stilte tegelijk bestaan
waar waterstromen steeds hun weg hebben gevonden.
De torenklok heeft het gedruis nog niet vernomen.
Ik wacht geduldig, tot ze spreken zal.
Dick Smeijers
Een stadsgedicht
Ik zie de mensen strompelen op de markt,
hun ruggen krom, hun ogen dof, hun armen
door veel te zware tassen uit de kom,
hun tred vertraagd door het ijselijk besef
dat thuis hen veel verdrietigs staat te wachten.
Zij teren zichtbaar op hun laatste krachten.
Ik zou hen in een springvloed van erbarmen
omhelzen willen, drukken aan mijn borst,
en zou hen willen zeggen, als ik dorst,
“verzamel moed, uw laatste beetje lef,
“o, broeders, zusters, laat het hoofd niet hangen,
“wij zijn voor één gat immers niet te vangen.
“Wij zijn met velen, en ik één van u,
“en samen valt er nog wat van te maken.
“Ik deel uw lot en ken uw kwade kansen
“en weet dat in het eindelijk uur ‘U’
“geen onzer tegen het noodlot op kan wegen,
“en Circulus zal komen om ons op te vegen.
Maar spaar mij uw lawaai en domme praat,
zo luid dat ik het in het voorbijgaan hoor,
en krimpen moet van schaamte en ellende,
het oog reeds beurs door alle wangedrochten.
En ook die foutief uitgesproken woorden,
waarvoor ik stadgenoten kan vermoorden.
En kom mij niet aan boord met van die vrouwen
die menen het aanzien nog steeds waard te zijn,
en zich afgrijselijk hebben toegetakeld
met tatoeages, piercings, stalen pennen
en ringen door de neus die slechts doen denken
aan plekken waar de slager staat te wenken.
En houd mij ver van zwaar behaarde mannen
met uitgepuilde pensen, bier doorvoed.
Ik zal hen in mijn bidstond niet gedenken
en sluit hen uit van mijn beproefd gemoed.
Ik walg van hun onsmakelijke kleding
als leven zij van aalmoes en bedeling.
Hoe langer ik hier loop, hoe meer ik zie
dat onverteerbaar is en niet te pruimen.
Ik moet de Brink nu op zijn snelst ontruimen,
voordat de wanhoop mij te grazen neemt
en ik, met het huiswaarts pad reeds in het zicht,
alsnog voor het onvermijdelijke zwicht.
Het wekelijks rantsoen is ingekocht
en wat gedaan moest worden is gedaan.
Wat mij betreft, was het weer meer dan raak:
het is zaak dat ik mij uit de voeten maak.
Nieuwe Deventer stadsdichter belooft spektakel,
kopte de krant. Dichters’ portret stond schrap daaronder:
een snor, een grijns met een hoed erop gezet.
Zie hem staan met z’n glas geheven
en met z’n lawaaihemd aan.
Je verwacht warempel nog een alaaf te horen.
Hij wil op zoek naar nieuwe vormen,
dicteerde hij de journalist
en prikkelen wil hij de burger. En bruisen wil hij,
met de dichter zelf als levend bruistablet.
En aan conventies heeft hij lak.
Heeft u dat?
Voor hem geen ivoren toren,
nee, hij wil roepen vanaf de daken
naar de man in de straat beneden,
luister burger, ik ben uw nar
en ga volstrekt mijn eigen gang.
En u moet niet zo onverdraagzaam wezen,
mijn maag is zwak, ik kan daar heel slecht tegen.
Het vaatje waar ik uit tap is bol, dat is mijn klankkast.
Ik brul daarin, en geniet dan van het ronken en de galm.
Maar wees gerust, mijn hart is klein, ik ben geen bijl.
De bescheiden bladerpracht van de reine berk kan mij zeer ontroeren
en de ook de IJssel brengt mij regelmatig van mijn stuk.
Maar als u mij nu wilt excuseren, uw dichter moet nu naar de bank.
Hier stroomt het water, breder, dieper
rond de schouderbladen van het land.
Een brug rekt zich naar de overkant
en onbewogen, alsof riep er
iemand vanuit de oneindigheid,
mediteert hij. Klokken in hem slaan:
wil tot het einde der aarde gaan,
ik zal met u zijn in eeuwigheid.
Zwijgend spreekt hij rondom pleinen aan
vanuit een verleden zinsverband.
Terwijl de veerpont hekgolven snijdt
zingt een kind zich boven alle tijd
van witte zwanen en engelland,
van sloten die ooit weer open gaan.
De stad is overvol van wil en wensen,
die zich vertalen in omkoopbare realiteit
en spiegelruiten, waarachter uitgebreid
de summersale zich prostitueert aan mensen.
Haar taal herdefinieert verlangen
in de artikelen, de ongehoorde kansen, die
in elke kledingzaak of parfumerie
met hun schaamteloos ontblote prijzen lonkend hangen.
Maar wie of wat verkoopt zich hier aan wie?
Dingen zijn het summum van begeren.
Waar zijn in hebben wordt omgebogen,
de waarheid in cijfers weggelogen
tot zwaartekrachten, niet meer te keren,
gedijt de toonbank bij a-symetrie.
Alfred Bronswijk
het Tuinfeest
niet alleen een stortvloed van woorden
ook de regen liet zich niet onbetuigd
dichters uit het hele land
soms saai, soms spannend,
soms verrassend, soms heel leuk
Anne Enquist, voetbalfan
Eva Gerlach, mijn God wat saai
Ted van Lieshout, heel erg leuk
Daar lag ik echt van in een deuk
Dan met zijn typische hoge nasale stemgeluid
op melodieuze wijze zijn eigen eigenwijze teksten
voordragende Gerrit Komrij
het kwam allemaal voorbij
de nieuwe stadsdichter werd bekend
waar de jury unaniem voor koos
ik heb hem gezien
ik heb hem gehoord
hij noemt zich de nar van Deventer
het lijkt mij wel een leuke vent
deze Lammert Voos
het Tuinfeest
de dag voor de boekenmarkt
meestal uitverkocht
maar ik zal haar eens verrassen
mijn relaties opgezocht
de kaarten toen geregeld
helaas pleegde zij verraad
stond ik alleen
ik twijfelde
moet ik er nog wel heen?
maar uiteindelijk toch gegaan
al was het alleen maar voor Heleen
haar afscheid viel letterlijk in het water
het kan verkeren zei Bredero
dus laten we het maar zo?
nee, nee, nee dat doen wij dus niet
Heleen Bosma
dichteres van deze stad
de beste die wij
de afgelopen 2 jaar hebben gehad
oké, oké
we hadden er maar een
maar het was wel onze Heleen
met de gave van het woord
schreef ze over buurtschappen
waar ik zelfs, als Deventernaar
nog nooit van had gehoord
dus doe ik hier
wat ze daar waren vergeten
ik zeg je dank
Heleen Bosma,
schrijver, dichter, avonturier
voor Brendalin S.
Soms heb je iets begrepen
terwijl het nog veel te vroeg was om iets te begrijpen.
Soms heb je iets zien schemeren
terwijl het al veel te laat was om van schemer te kunnen spreken.
Soms heb je iets vermoed
terwijl je helemaal de moed niet bezat om iets te vermoeden.
Soms heb je iets gehoord
terwijl zij te ver verwijderd was om gehoord te kunnen worden.
Soms heb je iets gevoeld
terwijl zij zich zo schuil hield dat je helemaal niets kon voelen.
En soms heb je iets gezien
terwijl zij je zo aankeek dat je niets terug kon zien.
Soms heb je haar aangeraakt
terwijl het een te lichte aanraking was om te herinneren.
Soms heb je haar aangekeken
en zag je de hele volgende dag niemand anders voor je
en soms zag je haar silhouet
terwijl je dacht ‘dat is het silhouet van iemand van wie ik wel vaker
[het silhouet zou willen zien’.
Soms heb je haar ontmoet
terwijl zij haar raampje voor je naar beneden draaide
en toen had je ook zelf
je raampje naar beneden willen draaien.
En soms zag je een ree of een wipstaartje voorbij komen
terwijl je heel goed wist dat daar geen reeën of wipstaartjes
[rondlopen.
Soms ontmoet je haar
terwijl je weet dat, als het er op aan komt,
je geen woorden zult hebben
om haar te zeggen ‘dit is een ontmoeting’ —
en dan laat je haar een oude Ierse dorst lessen
terwijl je heel goed weet dat dorst uiteindelijk niet te lessen valt.
Soms … soms … soms …
en daarom schrijf je maar een gedicht.
n.a.v. Het gedicht “Een Koraal” van Rutger Kopland
Weten wij van wie wij dit alles hebben geërfd?
Van de ontelbaren die ons voorgingen,
van de dichters en de piramidebouwers,
van de orgelspelers en van ieder die doelloos zwerft,
van allen die hun naam
in de bast van de geschiedenis
hebben gekerfd.
En weten wij dat wie niet omkijkt aan blikveld derft,
omdat alleen wie terugblikt vooruit kan zien?
Vraag het de man met de kwast die een lijn op het wegdek verft,
zorgvuldig het midden van het pad opmetende
en borden stellende om ook zelf niet te verdwalen —
en die de vederlichte vogel vindt
die sterft.
Herman Posthumus Meyjes Puy Bascle, 22 juli 2011
Koppig zijn muziek als donker bier,
op het tomeloze af tarten zijn
passies de zwaartekracht, maar
lichtvoetigheid is ver van hier:
alles ademt absolute macht,
nadert tot god en vorst –
dit is het voorspel van het avondland.
Er was eens een meisje
Lopend langs water
In het water
Lag een kater
Die niet goed zwemmen kon
Meisje aarzelde geen moment
En belde 112
Kater gered
Meisje zoet
Kreeg eremedaille
Voor heldenmoed
Maar niemand wist
Kater lag niet in water
Toen meisje daar voorbij liep
Kater belande in water
Omdat meisje met kleine Peter
Had gewed om poet
Wie als eerste kon behalen
Een medaille voor heldenmoed
mijn naam is Twan
ik sloeg de bal zo hard en hoog
dat die om de wereld vloog
hem niet meer heb gezien
tot ik hem terug vond op de green
het was een hole in one!
‘De oude Lázaro ging zijn hond begraven’,
begon het gedicht dat ik vandaag zou schrijven,
maar al gauw begonnen gedachten af te dwalen,
naar plekken die ik bezocht en gekend heb,
maar die ik me niet herinneren kon,
terwijl ik er toch iets gevoeld of gedacht moet hebben,
iets van mededogen misschien, solidariteit,
om wat ze daar hadden te verdragen, hoe de stilte,
waar iedere plek toch recht op heeft, achteloos werd aangetast,
ik zou me er nog over kunnen opwinden,
als ik het niet allemaal vergeten had
en als me het niet verder afgeleid zou hebben
van het gedicht dat ik zou schrijven
over de oude Lázaro die zijn hond begroef,
kan ook een kat geweest zijn, daar wil ik af wezen,
om kort te zijn, de oude Lázaro was bedroefd en dan ging hij drinken,
eigenlijk was hij iedere dag bedroefd,
maar waar het over had moeten gaan in dit gedicht, daarover ging het niet,
Lázaro zou het me wel vergeven,
want als er één is die het falen kent van onze soort….
hij zou eigenlijk de oude Milka eens moeten ontmoeten,
om samen te roken en te drinken,
Lázaro vanwege dorst en Milka voor de gezelligheid,
uren ouden ze kunnen zwijgen
en met hun stilte de plek respect bewijzen,
want oude mensen weten hoe het hoort als ze in een gedicht op een plek zijn
aangekomen….
als mijn gedicht hun plek zou wezen,
dan is het vandaag toch goed gegaan,
dan heeft de oude Lázaro iemand ontmoet, in plaats van een hond begraven,
en hef ik mijn glas dat ik er bij mocht zijn.
Als ik door een wijze van leven
een deel van de zwaarheid vind
even ‘wichtig’ als oneven
de tekening zie van een kind
met vrolijkheid en grappen
nadat de juf vanwege de dood
maar eens op moest stappen
dan begin ik iets te snappen
van wat het kind-zijn bood;
dat is die Leichtigkeit –
als redder in de nood.
Volgens hemzelf was Jan Arends
een dunne dichter – hij schreef met
een onnavolgbare magere taal.
Vermagerdheid zou je het kunnen noemen, maar dan zo
mager dat het was alsof het onthuidde handen waren
die schreven.
Ik vrees dat ik wel weet hoe het schrijnt
alsof ik hoor hoe hij het zelf is die hier
op deze plek, in deze smederij
woorden vuurt en vormt.
Je hoort de eeuwenoude klanken, het gekreun
van de smid, het getinkel van hamer op aambeeld.
het zuchten van blaasbalg
hoe er van taal prikkeldraad wordt gesmeed.
En er een zucht langzaam door de ruimte zweeft
als een uitgedunde, omsmeedde schreeuw,
vermagerdheid.
Martin Walton Naar het voorbeeld van ‘Een koraal’ door Rutger Kopland
Meer gedichten lezen? Kijk aan de rechterkant in de lijst met dichters, zoek op een onderwerp of blader op datum in het archief.
Nieuws
ZUTPHEN LITERAIR EN KOPWIT ZUTPHEN VIEREN WERELDDAG VAN DE STILTE
Cierro los ojos
Une rose dans les ténèbres
(Mallarmé)
Cierro los ojos y el negror me advierte
Que no es negror, y alumbra unos destellos
Para darme a entender que sî son ellos
El fundo en algazara de la suerte,
incógnita nocturne ya tan fuerte
Que consigue ante mî romper sus sellos
Y sacar del abismo los más bellos
Resplandores hostiles a la muerte.
Cierro los ojos. Y persiste un mundo
Grande que me deslumbra asî, vacîo
De su profundidad tumultuosa.
Mi certidumbre en la tiniebla fundo,
Tenebroso el relámpago es más mîo,
En lo negro se yergue hasta una rosa.
Jorge Guillén (1893 – 1984)
Ik sluit de ogen
Une rose dans les tánèbres
(Mallarmé)
Ik sluit de ogen en het zwarte zegt
Het zwarte niet te zijn, dat het de nacht
Doet fonkelen, en dat het op mij wacht
Als luide bedding onder ’t lot gelegd,
Nachtelijk raadsel met zo grote kracht
Dat het zijn zegels voor mijn ogen slecht.
En uit de diepten steeds de dood bevecht
Met uitgelezen schittering en pracht.
Ik sluit de ogen. En een wereld blijft,
Zo groot dat ik verblind word, en ontdaan
Van haar onmetelijke roerigheid.
Ik bouw op duisternis mijn zekerheid,
Het donker bliksem nader tot mij drijft,
Er is uit zwart een roos zelfs opgestaan.
Jorge Guillén
Vertaling: P.B. Kempe
Dichters in De Deur: Herfstbok- en andere gedichten
Dichtersgroep Kopwit Zutphen ontvangt met genoegen op zondagmiddag 20 oktober gasten uit Noord-Brabant: een afvaardiging van het 15-jarige Poezie Podium Oss. In het leukste café van Zutphen, De Deur, adres Turfstraat 1, wordt om 14 uur afgetrapt voor een marathonvoordracht met dichters uit beide netwerken.
De toegang is voor iedereen vrij en er zullen meerdere pauzes worden ingelast: bestel met gulle hand en steun Café De Deur! Twee presentatoren (Michel Nierop namens Oss, Pieter Bas Kempe namens Zutphen) kondigen de dichters aan, die allen 5 minuten spreektijd krijgen voor 3 gedichten. Aangezien Zutphen 1 week eerder het Bokbierfeest bin nen de stadsgrenzen had wijdt elke dichter 1 gedicht aan “De Herfstbok”: de andere bijdragen staan vrij.
Afgesloten wordt met een uitsmijtronde in de vorm van ieder 1 extra gedicht – waarna nog lang nagebokt kan… Deelnemende dichters, buiten de presentatoren, zijn: Ingrid Beckering Vinckers, Louise Broekhuysen, Bertje van Delden, Ger van Diepen, José Hattink-Blom, Hans Mellendijk, Joseph Paardekooper, Louis Radstaak, Bert Scheuter, Marion Steur, Anna Wiersma.
Hun volgorde blijft nog even een verrassing, net als het verloop van deze middag…
Van harte welkom bij De Deur, zondag 20 oktober, 14 uur!