Ode aan Deventer, mijn Hanzestad…

Hoe mooi, hoe oud en hoe subtiel
zie ik je fraaie stads profiel!
Van de overkant bekeken
geeft elke spits zijn eigen teken.
Ondanks veel bestemmingsplannen
zie ik alle kleuren pannen,
zie ik middeleeuwse sporen
in de vorm van muur of toren
en vermoed ik, afgelegen
doolhoven van kleine stegen
waar winkelend het stadspubliek
van kledingzaak naar kunstboetiek
geniet van jou, mijn Hanzestad.

Ach vroeger was jij Stokvisgat,
waar schippers zeilend, zich begaven
naar de oude fraaie haven
voor vertier, wein, weib, gesang
aan jouw fraaie Bokkingshang…
Hoe destijds die varensgasten
met hun schepen, zeilen, masten
jouw profiel konden verrijken!

Maar de schepen moesten wijken
want het stonk. Men moest saneren
en naderhand daar asfalteren.
Men heeft jouw haven flux gedempt,
wat mij als stadsmens droevig stemt.

Geen zeilschip vaart meer langs je kaden..
Ik zie slechts gasten pootjebaden
als ik langs de IJssel wandel.
ik mis het echt, jouw stokvishandel…
Ach, de glorie van weleer,
nee, die glorie is niet meer…

Ik droom nog van die mooie schepen
die jouw schoonheid onderstrepen
maar in plaats van handelsvloot
zie ik slechts een rondvaartboot…

Ach kwam jouw haven maar weer terug,
daar naast de Wilhelminabrug!
Dan wil ik mij daarginder laven,
naast de schepen in de haven
met een biertje of wat wijn
in de warme zonneschijn!

Ik hoor daar aan de Bokkingshang
al bijna weer matrozenzang…..

Niels Klinkenberg.