De stervende zwaan

De zwaan is gewond; zijn rode bloed lekt
Op de pracht van zijn wezen; zijn hals nog gestrekt
In zijn uiterste pogen al huiverend, bevend,
klampt hij zich vast aan de dagen, nog levend,
met trillende keel; heft zijn hals en -zacht- zingt
dan een lied dat devoot als van engelen klinkt.
Haast klinkt het menselijk: iemand in nood
In een uiterste pogen, naar’t einde, de dood!
Zijn zang klinkt zo zacht, maar ook lief, en weemoedig,
Zijn zang zakt omlaag, stijgt dan op, oh zo droevig.

Zijn oog is al troebel, zijn lichaam wordt zwakker,
Maar steeds zingt hij nog: in het lied van de stakker
Verlaat hij zijn leven, beweegt al maar stroever:
Verlaat zijn lief water; de grazige oever;
Zijn lelies die buigen in vlagen van wind;
Hun schoonheid verdwijnt uit zijn blik: hij wordt blind
En hij huilt dan, als winden die fluisterend huilen
en weet dat hij niet voor de dood meer kan schuilen;
Zijn ziel wordt verklankt in zijn prachtige zangen,
Hij droomt nog, en staart vol van hemels verlangen,
Zijn stem klinkt nog steeds, maar is nu minder luid

Het trilt nu nog zwak, als de dood hem omsluit:
Hij omarmt heel het dier; …
              en zo slaapt dan de zwaan,
De verzachtende slaap van de dood. Hij moest gaan
En terwijl zijn zo dromerig oog zich zacht sloot
Ligt hij neer in de wind in het gras naast de sloot.
De zwaan ligt daar dood in de waaiende winden,
Het rijzende zonlicht zal hem nooit meer verblinden.

Antoine de Saint-Exupéry.

Vertaling: Niels Klinkenberg

Gedichten van St Ex in het Frans uit Du Vent, du Sable et des étoiles. 1914 – 1920

MORT DU CYGNE

Le Cygne s’est blessé, son sang rouge colore
La splendeur de son être, il se redresse encore
Et d’un effort suprême en frémissant toujours
Se rattache à la vie ; et veut vivre ses jours.
Il soulève son cou ; de sa gorge qui tremble
Il chante mais d’un chant céleste, qui ressemble
Au chant d’un homme ; il a quelque chose d’humain
C’est son dernier effort ; c’est La mort, c’est la fin !
Il vibre triste et doux, mélancolique et grave,
Il s’abaisse très bas, remonte en chant suave.
Déjà son deuil se voile et son corps s’affaiblit
Mais il chante toujours et dans tout ce qu’il dit
Soulève un grand chagrin : parce qu’il abandonne
Ses eaux qu’il aime tant ; leur rive monotone ;
Ses nénuphars penchés sous le souffle du soir.
Contemplant ces beautés qu’il ne pourra plus voir
Il pleure doucement : comme la brise pleure
Il sait bien que sa vie est à sa dernière heure ;
Et son âme s’épanche en chants harmonieux
Tandis qu’il rêve encore en regardant les cieux.
Sa voix résonne encor, mais elle est bien moins forte.
Elle vibre affaiblie ; et la mort qui l’emporte
Se resserre et l’étreint…
           Et le cygne s’endort
Dans un sommeil très doux qu’on appelle la mort
Et quand son œil rêveur se ferma sur la terre
Un long frisson passa sur la brise légère.
Le cygne s’était tu dans un accent lointain.
Et là-bas le soleil penchait à son déclin.

Antoine de Saint-Exupéry
Souvenir d’un ami