BALLADE DU PETIT BUREAU.
J’étais dans le fond de l’étude
un petit bureau sans valeur.
Je faisais la béatitude
de mon illustre possesseur.
Noir comme un citoyen d’Afrique,
usé par d’austères travaux,
j’étais, discret et pacifique,
le plus paisible des bureaux.
Bien au frais sous une fenêtre,
gonflant mon dos comme un lézard,
j’étais gratifié par mon maître
d’un beau désordre, effet de l’art.
La paix, là-bas était profonde.
Rien ne troublait notre repos.
Nous étions retirés du monde
mieux que les morts dans leur tombes.
Les souhaits que je pouvais faire
Se bornaient tous au statu quo.
La paix ne fut que passagère.
et moi, vieux meuble rococo,
banni de cette quiétude,
je fus exilé, comme un roi.
Je moisis dans une autre étude,
o mon vieux maître, loin de toi.
ENVOI
Prince, qui par un geste inique,
êtes devenu son bourreau,
daignez, touché par sa supplique,
me rendre mon petit bureau.
SAINT EXUPERY,
élève à l’école Bossuet
DE BALLADE VAN HET KLEINE BUREAU.
Als klein bureautje zonder waarde
was ik slechts een meubelstuk.
Toch droeg ik bij voor mijn vermaarde
eigenaar aan zijn geluk.
Zwart zoals een Afrikaan,
Door het harde werk versleten,
mocht ik, discreet, en erg voldaan,
van de bureaus het vreedzaamst heten.
Onder het raam op koele plek,
mijn rug gekromd als hagedis,
werd ik met wanorde bedekt,
Omdat dat meesters kunstzin is.
Daar was een rijpe diepe vrede.
Een rust die ons geheel omgaf.
Uit de wereld teruggetreden,
Meer dan doden in hun graf.
Alles wat ik wensen kon
was gericht op status quo….
De vrede had een eindstation
En ik, oud rococo bureau,
Werd verbannen uit die vrede,
als balling in een bijgebouw.
Ik teer nu weg, ach hoor mijn bede,
mijn oude meester, ver van jou…
BERICHT
Princ, die door onbillijkheden,
zijn beul werd, handel comme il faut!
ik smeek: verhoor dan nu zijn beden:
breng hem toch terug, mijn klein bureau!
SAINT EXUPERY,
leerling van l’école Bossuet
(Princ = Principal, de leraar opzichter)