Aan mijn studievriend Adriaan, salonfilosoof die psychiater werd, van mij, filosofe, die psychologe werd.
Niet lang werden we het hof gemaakt
Door het bedrog van vrijheid, roem en trouw.
Reeds is ons filosofisch bomen in vergetelheid geraakt
Zoals vervlogen dromen, zoals de dauw.
Maar ons verlangen is nog niet versmacht
Want op de bodem dampt ons ongeduld.
Gebukt onder ’t juk van triviale twitter-macht
Horen wij knarsend wat ons land aan Rutt’-zooi brult.
Ons verbijtend zijn we aan het wachten
Intussen díchtend over het verleggen van de dijken
Zoals geliefden in daden en gedachten
Geen seconde van hun passie kunnen wijken.
Want, geloof me, vriend, branden zal het vuur
Onze twijfels, onze poëzie, het zal beklijven
Nederland zal eens ontwaken op den duur
Op de ruïnes van onze verloederde Frans Bauer en Brit-cultuur.