Bergkruinen gehuld in hermelijnen mantel
Hellingen in groen tapijt en spargordijnen
Koeien grazen en daar spelen geiten dartel
Watervallen als geplas van cherubijnen
Hemelsblauw, het water in het meer
Vogelzang als knapenkoor zo schoon
Berm bezaaid met veldboeketten van de Heer
In vogelhuisjes hangt God’s Eigen Zoon
Dat de wereld wreed is en verrot
Dat maak je hier het volk niet wijs
Vrouw zaait, man maait, gezegend is hun lot
Zij leven hier Zum Wohl in proper paradijs
Daar hooit een boer zijn dirndl in de mijt.
God heerst in alomtegenwoordigheid
Het Gode-groeten levert het bewijs
Grüss Gott, Grüss Gott, Grüss Gott