Blauwe iris, tekening op papier,
en ingekleurd met mijn verlangen,
had ik hem gebracht.
In de droge rivierbedding zat
een jongen met gekruiste benen
fluit te spelen.
We lieten platte stenen
in springende bogen
over het resterende water scheren.
Die nacht nam hij me mee,
trok me langs stenige paden
naar boven, de berg op,
waar ik met mijn handen
de sterren kon aanraken.
De blauwe bloem is nu, denk ik,
na zoveel jaren, vergeten of verscheurd.