In het rijk der elf steden
is het volk tevreden, wanneer
een strenge vorst regeert.
Doch
mocht de vorst een vorstje zijn,
heel licht en wit bevroren,
het ijs te dun, een korstje slechts,
waarop een ruige vorst
een scheve schaats gaat rijden,
breekt koorts uit in het hele land,
regering roept een crisis uit,
er wordt vergaderd en gemeten,
de nok van ’t dak vergeten,
niets gerepareerd,
de strenge vorst,
in engelenkoor
aanbeden en vereerd.