laag aan de horizon
een rode gloed
valt over het woud.
De bomen wuiven
met een kleurenpalet
op hun eens groene blad.
Warme vochtigheid
dringt langzaam door
tussen gestorven hout
mos en herfstblad.
Witte schimmeldraden
verspreiden zich snel
in hun eigen web.
Ze voelen zich thuis
in deze oude boom
leunend tegen het hout
Waar de vrucht ontpopt
als een prachtig herfsttafereel.
Marleen van Joolen
She walks in Beauty
She walks in beauty, like the night
Of clouds climes and starry skies;
And all that’s best of dark and bright
Meet in her aspect and her eyes
Thus mellowed to that tender light
Which heaven to gaudy day denies.
One shade the more, one ray the less
Had half impaired the nameless grace
Which waves in every raven tress,
Or softly lightens o’er her face;
Where thoughts serenely sweet express
How pure, how dear their dwelling place.
And on the cheek, and o’er that brow
So soft, so calm, yet eloquent,
The smiles that win, the tints that glow
But tell of days in goodness spent,
A mind at peace with al below,
A heart whose love is innocent!
Lord Byron (1788-1824), Engelse dichter
De Nederlandse vertaling door Ans Bouter:
Ze deelt haar schoonheid
Ze deelt haar schoonheid met de nacht
Die helder, vol van sterren is
In haar verschijning, oogopslag
Ontmoet het licht de duisternis
De hemel, teder, heeft verzacht
Wat aan de dag opzichtig is.
Meer schaduw of wat minder licht
Doet aan haar gratie weinig af
Haar haar krult zwart in haar gezicht
Wat haar een lichte teint verschaft
Gedachten, kalm, in evenwicht
Ze geven blijk van hun komaf.
Haar voorhoofd en haar wangen rood
Getuigen van haar zeggingskracht
Haar glimlach maakt ons deelgenoot
Van tijd in goedheid doorgebracht
Gemoedsrust is haar bondgenoot
Haar liefde puur en onverdacht.
Voorgedragen door Marleen van Joolen
Ik ben de toerist met rugzak
op zoek naar een beetje vertier
in de stad aangekomen
zie ik een marionet op stelten
die over de IJssel tuurt
de mooie poppetjes laat dansen
zo lang het schouwspel van het leven duurt.
Langs de rivier duizenden kramen
hoor ik enkel en alleen het geluid
van omslaande bladzijdes
‘plots loop ik iets te ver’
verboden vrucht achter de ramen
verleidend turen naar het mannelijk aangezicht.
Eenmaal in de Walstraat aangekomen
ga ik terug in de verleden tijd
als een kluizenaar opgesloten
altijd een deur die dicht blijft
hij is gierig voor zijn onderdanen
en gekweld door de geesten in zijn hoofd.
Van alle indrukken vervult
beland ik op het terras aan de Brink
een verkoelend drankje
wat een fraai aangezicht
mijn mooie herinnering
heb ik opgeslagen in mijn rugzak
en die neem ik altijd weer met mij mee.