Tik, tik, daar is ze weer
zachtjes tegen de ruit
en zomaar op een dag
krachtig voedt ze
als behangen met fruit
laat bloeien in anders dor gebied
Bam, kabam in het gure veld
gelijk kogels van ijs
fonkelen deze peilloze ogen
butsen vallen
in veler kwetsbare huid
zo plots en zelden kennen wij haar niet
Geruisloos dwarrelt
op de stenen trap
alle kleur weerkaatst en terug gegeven
een deken over ons
zonder enig geluid
toch klinkt zij door als smeulend lied