Eind van de winter. Kalenders
spreken van ontluiken maar ik loop
over dode aarde, geen fluiten
weerkaatst tussen de huizen,
bomen klagen verkrampt
de schuldige hemel aan.
“In Indië,” zegt mijn moeder,
“had je het nooit over het weer”,
schetst het blijvende décor van zon
uitgestort over de velden, huizen
omzoomd door metershoge planten;
laat zich weer bedwelmen
door het overdadig bloeien.
Je adem inhouden, omdat je
in februari al de eerste merel hoorde.
Het puntje van een crocus
in het ontdooiend gras.
Vanuit de trein vleugjes groen
over de takken zien draperen.
Het niet aan lente durven geloven –
zoveel mooier dan de zekerheid
van zon.
Louise Broekhuysen