Een geloof van opsmuk,
werd als kind mij ingeprent;
de Beeldenstorm als uiting
van Zijn gerechtigheid.
O, Katholiek te zijn! Het gracieuze
kruisje bij aanvang van de maaltijd,
het met de vingertoppen beroeren
van het gewijde water en met geloken
ogen het voorhoofd aan te tikken;
communie doen in witte kant, de handen
toegevouwen, in rijen door het middenpad
van de basiliek – met wolken wierook
rond de zachte blik van de gevleugelden.
Te biechten na het samen plukken
van bloempjes in het stadsplantsoen;
hoe achter het geplooid gordijn
de schuld werd kwijtgescholden:
de ene ziel weer rein, de andere
“zwartgeblakerd tot in eeuwigheid”.
Ja, Katholiek te zijn – de opsmuk
te genieten en desondanks bevrijd
van zonden het hemelrijk betreden!
In plaats van kromgebogen, de ziel
besmeurd, het oog verduisterd
door preken vol salpeterzuur
het vlammend zwaard te duchten
als nazaat van Calvijn.
Louise Broekhuysen