Dat handen, rug, hoofd
met de altijd verwaaide haren,
zelfs ogen – het is de loop
der dingen, de wederkeer,
stof tot stof.
De stem, van zichzelf onstoffelijk,
van het menszijn de drager, tot waar
keert hij terug? Een machtig koor
in het binnenste van de aarde
waaruit een stem zich losmaakt,
zich verbindt met tijd, handen, rug
en verwaaide haren?
Ik leg mijn oor tegen het gras.
Stel me de diepte voor, het trillen
van de grondtoon. Ruimte,
komvormig, geopend. Hoe
uit alle klinkers, medeklinkers
die van jou tot naden, zomen
van een woord, een zin.
Niet dat ik verwacht je te horen.
Maar schrijvend kan ik doen alsof.
Louise Broekhuysen, september 2023