De wind blies bladeren op hopen
tegen de achterdeur;
als een kabouter waad ik
door het goud.
Zo kind was ik niet vaak,
ook niet als kind.
Is dit wat het bewegelijk
verval in mij wakker maakt:
een vroeger, nog niet aangetast
door onbegrip en afweer?
Over het tuinpad gaan
langs de ineengeschoven
tijd, de zon koraalrood
op de takken. Te lopen
tot de laatste vogel zwijgt,
het donker wordt,
er niets is dan de ritsel
tussen blad en voet.
Louise Broekhuysen, november 2024