Naast elkaar

Twee bomen. Zelfde soort.
De een kniediep in rottend
blad, november, taak volbracht,
de egel aan zijn voet al half
in winterslaap – de andere
trotseert de regen, trekt zich niets
aan van schrale wind; koestert
zijn septembergroen
totdat de nachtvorst hem
tot overgave dwingt.

Zij zijn mijn herfst: het ik
dat meebeweegt, zich neerlegt
bij verval en daarin zelfs
een egel iets kan bieden
en dat wat bollen plant,
een gedicht begint, een boek
koopt dat als “veelbelovend”
wordt bestempeld
en zich niets wijs laat maken
over sterfelijkheid.

Louise Broekhuysen