Zij spreekt berustend over
ouder worden. Het past
bij haar verschijning: kleren,
bril, het lukraak opgebonden
haar, de kalmte in haar stem
en haar gedichten.
Soepel gaat zij over
tot het schetsen van het einde;
ziet het als verdwijnen
in een zee tot zij het water
en het water haar
zal hebben opgenomen.
Het heden laten sturen
door het slotaccoord –
ik hoor het met een zekere
afstand aan. Totdat ik reken.
Schrik. Zij is mij nauwelijks
een paar jaar vóór. Wat
maakte dat ik tot vandaag
de spiegels heb ontweken?
Louise Broekhuysen