De hond en het konijn

(een fabel)

Een retriever, wollig, blond,
zag zich niet als doorsnee-hond.
“Mijn karakter is gelaagd,
dit maakte mij extreem geslaagd.
Ik ben gespeend van elk venijn,
knuffelbaar voor groot en klein.
Ook zal niemand mij zien bijten;
iets verwonden zou mij spijten.”
Denkt dus beschaafd genoeg te zijn
voor vriendschap met een zacht konijn.
Samen dollen, samen rennen
en elkaar onschuldig jennen –
totdat, tijdens “vachtje happen”
Onschuld besluit op te stappen:
zij tipt daartoe een herdershond,
wijst hem de weg via de grond.
De retriever wordt klaarwakker:
leidt het spoor niet naar zijn makker?
Een switch van hoog naar laag allooi
en Langoor transformeert tot prooi:
Blondje werpt zich op het beest
dat er met één knauw is geweest.
Wat begon met blij gemoed
eindigt in een bek vol bloed.


Moraal:
Wie zelf in zijn vernis gelooft
wordt ooit van hogerhand beroofd;
herovert het instinct zijn plek,
kraak je je beste vriend de nek.

Louise Broekhuysen, september 2021