Seizoenen laten ze niet toe.
Hooguit de kaalslag van januari:
bed, twee stoelen, waterglas; je ogen
lege binnenkanten, je huid
geschilferd als een dode taal.
(bloembollen in de kelder,
met bleke scheuten uitgelopen
in een verwarde poging
zonder licht te groeien; ze ritselden
en wogen bijna niets)
Schuldig kijk ik van je weg,
zoek iets buiten handbereik,
een vloeibaar, nooit verzonnen
woord om schillen in te dopen,
je sappen terug te roepen.
Louise Broekhuysen