De voorraad meer geslonken dan gedacht.
Had de Ontwerper zich verkeken
op de proporties van het zeegedierte:
bultrug, orka, hamerhaai?
Maar Het Plan omvatte nog één vis
die tot vandaag op zijn verschijnen
had gewacht. Uitstellen? Geen denken
aan. Morgen was de zesde dag.
Het buikje kon wat afgeplat, het kopje
toegespitst – kleur was er nog
in overvloed, dus leefde Hij zich
op de vinnen uit: een feest van wuivend
blauw en groen, met hier en daar
een gouden flos. De ogen schoof Hij
wat omhoog: “Opdat jij Mij vanuit
de waat’ren onbelemmerd ziet” (zeker,
elk schepsel is de Schepper even lief
maar voor dit scharrig bloedje
bleek Hij een zwak te hebben).
Hij hield het resultaat een eindje
van zich af en was gerust: beperking
had het dier alleen maar goed gedaan.
Hij blies de adem in, gaf het een aai
over de rug, bracht met een speels
gebaar de vinnen in model en liet het
met een glimlach in de zeeën gaan.
Louise Broekhuysen, november 2023
Koper kent vele kanten:
de misplaatste voornaamheid
van naamborden aan grachtenpanden,
gepoetst door schriele bellenmeisjes;
torens van kerken – vingerwijzingen
in het landschap – waar wekelijks
de gesel over de gelovigen
maar ook het zakhorloge
van grootvaders tegen het oor
van kleinkinderen, het regelmatige
tikken, wonder van binnenuit; koper
als huisbewaarder van de tijd.
Ongepoetst, in overgave aan wind
en regen, krijgt het als een mantel
der liefde een huid van het mooiste
groen aller groenen. “Uitgeslagen”
heette het. Het woord leek me
verkeerd want te maken met
verrotting, ontbinding, bederf.
Hoe verrukt was ik bij het ontdekken
van het synoniem: het fluweelzachte,
welluidende, bijna geurende “patina”.
Louise Broekhuysen, oktober 2023
Dat handen, rug, hoofd
met de altijd verwaaide haren,
zelfs ogen – het is de loop
der dingen, de wederkeer,
stof tot stof.
De stem, van zichzelf onstoffelijk,
van het menszijn de drager, tot waar
keert hij terug? Een machtig koor
in het binnenste van de aarde
waaruit een stem zich losmaakt,
zich verbindt met tijd, handen, rug
en verwaaide haren?
Ik leg mijn oor tegen het gras.
Stel me de diepte voor, het trillen
van de grondtoon. Ruimte,
komvormig, geopend. Hoe
uit alle klinkers, medeklinkers
die van jou tot naden, zomen
van een woord, een zin.
Niet dat ik verwacht je te horen.
Maar schrijvend kan ik doen alsof.
Louise Broekhuysen, september 2023
Er waait een bolle wind.
Mussen, tjilpend, met wapperende
vlerkjes worden gevoed
onder de kastanje, een lijster
– nooit eerder hier – pikt
in vervoering aan de appel
in het gras, in het park eisen
jong kauwen op hoge toon
hun middagmaal.
Zo in orde kan de meimaand zijn
als ik het bericht krijg van je dood.
Vleugelslag zou ik verwachten,
een zwarte zwerm tegen de hemel
als een doek over de spiegel.
Of tenminste een cesuur
in het geluidsdecor.
Al mag ik de seconde
waarin de lijster opkijkt
van zijn koningsmaal niet
onderschatten – en hoe de wind
tactvol een wolk schuift
tussen mij en de zon.
Louise Broekhuysen, september 2023
Een stapel dunne blaadjes,
aan twee zijden dicht
beschreven. Ook de kantlijnen,
de hoeken: voor wie niet weet
hoe lang nog onder de rode zon
wapperend aan de vlaggestok
is elke snipper kostbaar.
Wat schrijven ze, de vrouwen
als hun kinderen – honger, hitte –
eindelijk in slaap gevallen?
Denk je je terug naar vroeger,
zet je het nu van slagen, vuil
en dood in woorden om?
Zoek je taal voor “later”,
heel voorzichtig, om de goden
niet bij voorbaat te mishagen?
“Tien eieren”, ontcijfer ik,
“een half pond boter” “suiker”,
“room” – ik lees van uitgebreide
schotels, wildbraad, sauzen,
fijne groenten; vruchtentaarten,
nagerechten smeltend op de tong.
Zie de vrouwen op hun britsen,
hoor hun stemmen als in koortsdroom
honderden recepten delen.
Hoe de stompjes potlood krassen,
hoe de punten breken, breken
in de hunker naar een woord
dat de honger stilt.
Louise Broekhuysen, augustus 2023