Vleugels

“l’amor che move il sole e l’altre stelle.”

(Dante Alighieri, la Divina Commedia, Paradiso, canto 33, laatste versregel)

Vroeger, toen ik nog vleugels had
en die kosmische kracht ontdekte:
de liefde die de zon beweegt en
de andere sterren…
Ik wilde wel mee-bewegen
en ik kon vliegen!
Bij liefde hoorde een geliefde:
waar kon ik de mijne vinden?
Ik zweefde boven stad en land,
boven parken en woestijnen,
de zee, het strand, de duinen
en zag verder weg dan ooit.
Ik zong een liefdeslied
Auf Flügeln des Gesanges
tot in de zevende hemel
(of was dat daarna?)
en daar kwam ze:
mijn eerste meisje van de zangvereniging.
Hoe ze heette, dat ben ik vergeten.
Ook zij had vleugels,
we konden samen vliegen
en dat deden we dan ook.
Hoogvliegers waren we,
de wereld leek ver weg.
Totdat we op een zomeravond
afdaalden naar een bankje
in het Vroesenpark.
Om onze veren te poetsen,
zeiden wij.
Hoe mooi dat ook was,
onze vleugels bleken te zwak
om weer op te stijgen.
Daar hebben we ons toen
bij neergelegd,
eerst letterlijk, later in algemene zin:
terug op aarde.
De wereld draaide door
Panta rhei en niets is blijvend,
gelukkig maar en toch…
Ik poets mijn brillenglazen en
houd de blik gericht op zon en sterren.

Leen de Oude, mei 2022