De trein scheurt het landschap open
huizen en bomen vluchten naar alle kanten
er galopperen paarden door het gangpad
ik trek aan de noodrem
snelheid ontaardt in stilstand
de tijd verstijft van schrik
alle aanwezigen wijzen met
trillende vingers naar mij
de conducteur kijkt mij
met holle ogen aan
hij weet wat hem te doen staat
mij rest slechts overgave
ik draag de schuld van een vroegtijdig einde
geschrokken leg ik mijn boek terzijde.
Leen de Oude
Er zijn gewichtige zaken
in Deventer
wij spreken van
Een Waagstuk
er wordt geteld
gewikt en gewogen
boekhouders en rekenmeesters
werpen hun gewicht
in de schaal
bruto netto
debet credit
de kost & de baat
gelijk oversteken
het boek de bodem en het beeld
cultuur als handelswaar
te licht bevonden
geen boter bij de vis
streep door de rekening
versnipperd verleden
verbroken verbindingen
gesloten deuren
Deventer schrijft geschiedenis
tel uit je verlies
wat het zwaarst is
komt niet meer bovendrijven
maar de IJssel zal
gewoon verder stromen.
Leen de Oude
Hoe levend kan een dode dichter zijn
als hij verdreven van zijn vadergrond
zojuist ontkomen aan een groot gevaar
de woorden spreekt die niemand graag wil horen.
Wat weet de hemel van de hellekring
de hete grond waaraan zij zijn ontstegen
Hun god blijft lang en indrukwekkend zwijgen
hun roep om hulp gaat in de nacht verloren.
Wie desondanks zijn doel weet te bereiken
komt met zijn wrede god bedrogen uit
Er klinkt een luid protest of zacht gefluister
zij zullen onze zoete rust verstoren.
Leen de Oude
De steen der wijzen
ligt hem zwaar op de maag,
maar hij blijft lachen.
Hij bereidt zijn toverdranken
in een kolfje naar zijn hand.
Achter zich weet hij
het portret van koning en koningin.
Hij raadpleegt Mercurius,
spreekt in raadselen
tot heil van het volk,
mengt honing
door zijn hete brij
en buigt behendig om.
Hij is een alchemist,
wie in hem gelooft wordt zalig.
Maar zijn vlam raakt uitgedoofd.
Ook Jezus was een alchemist:
van één brood
maakte hij er duizend.
En hij maakte wijn uit water,
op een bruiloft nota bene
en ieder kon het zien!
O goeie ouwe, voorgoed
verleden tijd,
hoe anders is het nu,
nu klatergoud in blik verandert,
de gasbel in een struikelblok
en uw polis in woekerend onkruid.
Ik word mijn eigen alchemist,
verander wijn gewoon in water,
sla de kolf in stukken.
Ik word van kwaad
tot erger en maak
van een mug een olifant die
door de porseleinkast dendert.
Dan ben ik weer gelukkig
met de scherven
als de vlam is uitgedoofd.
kijk maar
het oog kan het niet alleen af
er zijn beginselen en
randvoorwaarden
mijn hand aarzelt nog
stijgt daalt
en dwaalt over
veelkleurige velden
trekt lijnen na
vermoedt een landschap
slaat nieuwe kronkelwegen in
sluit in en uit
mist een afslag
grijpt mis in een
geometrische vormentaal
herstelt de verbinding
maar er is geen brug
een droge rivierbedding
mogelijk slechts gevuld
met keien
hand en oog blijven hangen
aan de rand van
de afgrond
wie een schaal met
rijpe vruchten wil
is beter af
ten slotte