Hoofdstuk VII

Vertaling van het gedicht: CAPÍTULO VII van Santiago Montobbio

Neuroot was ik nimmer en als ik toch zo ben geëindigd,
was dat nooit mijn roeping. Dus als ik het weleens had
over tunnels, balkons en andere vormen van afscheid
die voor mensen, verteerd door de herinnering aan ramen,
de onvoldoende van een hart markeerden
was dat niet omdat ik bijzonder geneigd ben tot die zaken
maar omdat men zingt van wat er knaagt en dus
is slechts woord wat liefheeft en wat pijn doet en wat voorbijgaat
net zoals het leven onbillijk
of lijden nutteloos blijkt te zijn.
   Maar al zingt men dan
van wat er knaagt
soms denk ik
dat ik in plaats van vast te leggen
wat mettertijd vergaat
wellicht had moeten proberen
met mijmer en glinsteringen
dermate aardige tapijten te knopen
dat de blik er zonder angst en smart
overheen had kunnen glijden.

Maar wie stelt er nu belang in leugens?

© Klaas Wijnsma