Vertaling van het gedicht: CAPÍTULO LVII van Santiago Montobbio
Als je komt en je dag na dag aanpast aan mijn moeilijke aard
krijg je aan de oever van de droom
een huis van water, als je komt en in mij
’t steeds meer donkert en jij niet weggaat
mijn vingers zangvogels reeds
in je ziel, vogels, als je komt
vogels die jouw lichaam tot takken maken
en voor jouw liefde voor dag en dauw
ik reeds zuiver kristal:
van de vele, vrijwel ontelbare melodieën
waarmee ik verscheurde biografieën dichtte
vormen deze wellicht
mijn meest geliefde,
deze, en van de overige
gevaarlijke slagen van hun vleugels steeds de maten
die omdat ze mogelijk uit naïever hout gesneden zijn
stapsgewijs gestadig
een radeloos kraken van dromen wekten.
Uit de verscheurde, ja versnipperde biografieën van mijn ziel
zou ik uit weemoed nog immer
de hele leugens van deze melodieën verkiezen,
ware het niet dat ze zoals alles
frontaal in botsing zijn gekomen
met de vergetelheid.
Want door zo koppig vast te houden aan wat verloren ging ging ik
zelf teloor en voor de literatuur heb ik
geestelijk geen krachten over.
En dus
is dit geen poëzie. ’t Is mijn gemoed.