Y si todo en el vivir se cumple
desierto y silencio ahora.
Desierto,
silencio, el corazón grande y abierto
para el nuevo artista que venga, el puño
cerrado y en la frente para el memo, has
dicho siempre la verdad, la vida te has jugado
en las palabras, no te detengas, si es preciso
en tu desierto y tu silencio el orgullo ten
de ignorar ahora el resto de la tierra.
ACQUA ALLE CORDE
En als alles zich vervult in het leven
woestijn en stilte nu.
Woestijn,
stilte. Met een groot en open hart
om de nieuwe kunstenaar te noden en een gebalde
vuist om de domoor voor het hoofd te stoten heb je
altijd de waarheid gezegd, je leven geriskeerd
in woorden. Stop niet, en als in je woestijn en
stilte trots benodigd is moet je nu
de rest van de wereld negeren.
Santiago Montobbio.
Vertaling: Klaas Wijnsma
en stilte nu. Woestijn, stilte. Met een groot en open hart om de nieuwe kunstenaar te noden en een gebalde vuist om de domoor voor het hoofd te stoten heb je altijd de waarheid gezegd, je leven geriskeerd in woorden. Stop niet, en als in je woestijn en stilte trots benodigd is moet je nu de rest van de wereld negeren.
Santiago Montobbio. Vertaling: Klaas Wijnsma
Deventer, 13 de noviembre de 2015
Palabras. Palabras y café, en Deventer.
Con Klaas. En este café agradable que me tiene
en los cristales, el mar y las Medes desde
la gola del Ter en la pantalla de su ordenador.
Hablamos y trabajamos, es también trabajo aunque
lo hagamos con pasión. En este momento en que
la conversación se detiene y él se abstrae
y se concentra en el ordenador miro por
las cristaleras, precioso Deventer, y luego
siento palabras, que así, con “palabras”
quiero empezar un poema en la libreta
que me regalaron, con la disposición de versos
que pueda, y para decir que estoy vivo,
que vivir puede ser la dicha y no sólo herida.
La vida puede ser y sentirse como fuente,
como dice el verso de Guillén que he empleado
para mi conferencia en Ámsterdam y cuyo sentido
le he explicado. Ahora, en este café de Deventer,
en nuestra charla. Que en este momento tiene
una pausa. Busco la luz y el aire, miro por
las ventanas, que son de hecho unas cristaleras
espléndidas, completas, y por las que restalla
el día. Palabras. Vida. Ya está. Ya basta, como
Guillén diría, Guillén, que estará presente en
Ámsterdam con su sentir y querer la vida como
fuente y lo está también ahora, en estos versos
que escribo en un café de Deventer.
Santiago Montobbio
IN EEN DEVENTER CAFÉ
Deventer, 13 november 2015
Woorden. Woorden en koffie, in Deventer.
Met Klaas. In dit prettige café dat me vangt
in de ramen, op zijn computerscherm de zee
en Les Medes vanaf de Gola del Ter.
We praten en werken, ook dit is werken, al
doen we het vol overgave. Nu het gesprek even
stilvalt en hij in gepeins verzinkt
en zich richt op zijn computer kijk ik door
de ruiten, prachtig Deventer, en dan
voel ik woorden, dat ik zó, met “woorden”,
een gedicht wil beginnen in het notitieboekje
dat ik cadeau heb gekregen, ontvankelijk voor
verzen als maar kan, om te zeggen dat ik leef,
dat leven geluk kan zijn, niet kwetsuur alleen.
Het leven kan een bron zijn, zo aanvoelen,
zoals Guillén zegt in een vers dat ik gebruikt heb
voor mijn lezing in Amsterdam en dat ik
net heb uitgelegd. Nu, in dit Deventer café,
in ons gesprek. Dat op dit moment even
stokt. Ik zoek het licht en de lucht, kijk door
de ramen, gemaakt van schitterend glas,
uit één stuk, waardoor de dag naar binnen stort.
Woorden. Leven. Dat is alles, en voldoende, zoals
Guillén zou zeggen, Guillén, die erbij zal zijn in
Amsterdam, die het leven voelt en liefheeft als
een bron en er ook nu bij is, in deze verzen
die ik schrijf in een Deventer café.
Vertaling: Klaas Wijnsma
Vertaling van het gedicht Ceremonia solitaria entre papeles y palabrasv
van Jorge Eduardo Eielson (1924-2006)
Helemaal alleen tussen papieren
Tjokvol woorden
Tussen etenswaren die veranderen in dromen
Nagels ontlasting
Of etenswaren die veranderen in tranen
Beenderen gedachten
Tussen gordijnen die zich openen
Als het ochtendgloren en gordijnen die zich
Als littekens sluiten. Alleen tussen schimmen
Die lijken op andere schimmen
Schimmen van voorwerpen die geen voorwerpen zijn
Maar wervelingen
Van stoffen die snikken en hoesten
En nooit overlijden
Steeds tussen schimmen louter schimmen
Zomaar een muur strelen
Een handvol aarde in je zak
Dode cellen die ooit vaders en moeders waren
Ooms broers zussen vrienden
Overgegaan in woorden
Helemaal alleen tussen brokstukken
Van mensen die geen mensen zijn
Maar hoopjes knopen en ingewanden
Die op de bodem van een inktpot
Alles en iedereen kwellen
Tot ze hun einde vinden in het schrijven
Wanneer het woord sterft
En een brede glimlach doorbreekt
Uit het niets de geheimzinnige prop papier
Die ik alweer omklemd houd
In mijn hand
Vertaling van het gedicht EX LIBRIS van © Santiago Montobbio
Proberen inkt uit je ziel te wringen is niet goed.
Papier is en blijft een moordenaar – jouw moordenaar –
en misschien is het maar beter dat het duister en zijn dolken
blootsvoets over oude stemmen gaan. Over oude stemmen,
ver verwijderd van het getal en zijn kerkers, vergeten
in de nevel. Maar wel denk ik dat je hiermee
misschien ooit een bundel maken kunt,
dat je aan dit alles – roodtinten, nevel en kinderen
die afscheid nemen op de hoek – wellicht
wat onleesbare dagboekfragmenten toe kunt voegen,
om ze op een namiddag geduldig aaneen te rijgen
tot ze een onbeholpen boek van kilte vormen.
En misschien dat op de regengrijze kaften
jíj dan mijn oude naam vermelden kunt
en vlak daaronder de bekende data
van mijn geboorte en overlijden. En dan
mijn naam daar in het klein, mijn schamele naam,
geen idee of die al deernis wekt of de lachlust,
zo gegrift op een paar kaften
waarvoor je de vervagende schimmen omhelzen kunt
van een treurige verloren liefde, die ik niet ben,
maar waarvan de oude papieren koppig beweren: vroeger wel.
https://www.youtube.com/watch?v=hBNaV37VFsU&feature=youtu.be
Vertaling van het gedicht: CAPÍTULO VII van Santiago Montobbio
Neuroot was ik nimmer en als ik toch zo ben geëindigd,
was dat nooit mijn roeping. Dus als ik het weleens had
over tunnels, balkons en andere vormen van afscheid
die voor mensen, verteerd door de herinnering aan ramen,
de onvoldoende van een hart markeerden
was dat niet omdat ik bijzonder geneigd ben tot die zaken
maar omdat men zingt van wat er knaagt en dus
is slechts woord wat liefheeft en wat pijn doet en wat voorbijgaat
net zoals het leven onbillijk
of lijden nutteloos blijkt te zijn.
Maar al zingt men dan
van wat er knaagt
soms denk ik
dat ik in plaats van vast te leggen
wat mettertijd vergaat
wellicht had moeten proberen
met mijmer en glinsteringen
dermate aardige tapijten te knopen
dat de blik er zonder angst en smart
overheen had kunnen glijden.
Maar wie stelt er nu belang in leugens?