Gedicht na opdracht van het schilderij van Patries van Elsen
Ik ben te dominant
ik word een vijand
een gevaarlijk beest
steek mijn klauwen uit,
terwijl ik wilde strelen
lik met mijn snuit
andermans huid aan flarden
prik met mijn ogen
het bloed van de ander
tot stilstand.
Vaak treur ik om
mijn geslotenheid,
onvoorspelbaarheid
onbegrepen eenzaamheid,
mijn ongebreidelde woede,
onstilbare honger,
vrijheidsdrang!
Als radeloos dier poog ik nog
van de pijn af te komen,
door bescheiden en verstopt te zijn,
door eindeloos af te wachten,
door naar goede gedachten te zoeken
heel klein verborgen
in het struikgewas;
Ik kan zien in duisternis.
zoveel kracht in me, zo fel en vurig
dat ik eenzaam door de bossen dwaal
op zoek naar wat me drijft
spiedend naar bevrediging
raak ik ontroerd door schoonheid
Hoe zal het zijn als ik dit woud verlaat?
Ik sluip behendig, mijn tenen
raken nauwelijks de bodem
Ik zweef bijna en strek me,
Neem iedere geur gewaar,
zie elke minieme verandering
merk me verbonden met de kleuren,
de tekeningen van mijn vacht
keren naar binnen en sluiten ieder buiten
Wil het wezen wie ik ben, tussen geel zwart, bruin en beige?
Ik tril van levensgenot
mijn roep klinkt ver,
de echo’s kaatsen terug
buiten de zichtbare werelden
en ik sta, mijn ogen gericht
op onthulde geheimen
die langzaam tot me
doordringen